8200-224 Woodward Servo Position Controller

8200-224 Woodward Servo Positie Controller

Productdetails:

Aanvullende Informatie:

Beschrijving:

De 8200-226 is het laatst uitgebrachte model van de SPC (Servo Positie Controller). Het vervangt de modellen 8200-224 en 8200-225. De SPC positioneert een hydraulische of pneumatische actuator op basis van een positie-vraagsignaal dat wordt ontvangen van een besturing. De SPC positioneert een actuator met enkele spoel met behulp van enkele of dubbele positie-feedbackapparaten. Het positie-vraagsignaal kan naar de SPC worden verzonden via DeviceNet, 4–20 mA, of beide. Een softwareprogramma dat op een Personal Computer (PC) draait, stelt de gebruiker in staat om de SPC eenvoudig te configureren en te kalibreren.

De SPC Service Tool wordt gebruikt om een SPC te configureren, te kalibreren, aan te passen, te bewaken en problemen op te lossen. De servicetool draait op een pc en communiceert met de SPC via een seriële verbinding. De seriële poortconnector is een 9-pins sub-D-socket en gebruikt een straight-through kabel om verbinding te maken met de pc. Woodward biedt een USB naar 9-pins seriële adapterkit aan indien nodig voor nieuwe computers die geen 9-pins seriële connector hebben (P/N 8928-463).

Deze kit bevat een USB-adapter, software en een seriële kabel van 1,8 m (6 ft). (Zie Hoofdstuk 4 voor installatie-instructies van de SPC Service Tool.) De SPC wordt geconfigureerd met behulp van de configuratiebestandseditor van de SPC Service Tool om een bestand te maken dat vervolgens in de SPC wordt geladen. De SPC Service Tool kan ook een bestaande configuratie van een SPC in de configuratiebestandseditor lezen.

De eerste keer dat een SPC op een actuator wordt aangesloten, moet deze worden gekalibreerd op de positie-feedbacktransducer van de actuator. De gebruiker wordt door het kalibratieproces geleid door de servicetool. Kalibratie kan ook worden uitgevoerd door de besturing via de DeviceNet-verbinding. De kalibratieprocedure is te vinden in het GAP™ helpbestand.

De SPC vereist een voedingsbron van 18 tot 32 Vdc, met een stroomcapaciteit van maximaal 1,1 A. Als een batterij wordt gebruikt voor de werking, is een batterijlader nodig om een stabiele voedingsspanning te handhaven. De voedingslijn moet worden beschermd met een zekering van 5 A, 125 V die bestand is tegen een inschakelstroom van 20 A, 100 ms bij het inschakelen.